woensdag 5 september 2012

Geschiedenis van het strijken 4

De Molensteenkraag

Je hebt ze vast wel gezien op schilderijen uit de 16e en 17e eeuw: molensteenkragen, of pijpkraag, plooikraag of lubbenkraag. Die enorme kragen vol met plooien. Ze kwamen in de mode in Spanje en doordat Nederland destijds onder grote invloed van het Spaanse Hof stond kwam ook de mode in ons land in zwang.

Portret van een vrouw, mogelijk Sara Wolphaerts van Diemen
Portret van een vrouw, mogelijk Sara Wolphaerts van Diemen van Frans Hals


Met de opkomst van de molensteenkraag moest ook de strijkbout aangepast worden. De plooien zijn immers zo fijn, daar past zo'n brede bout niet tussen. De kragen werden gemaakt van fijn linnen batist, een zeer fijn weefsel van linnen, wol, katoen of zijde. In de loop van de tijd werden de kragen steeds groter, uitbundiger en rijker versierd. Aan het eind van de "mode" werden in kragen tot wel 15 meter batist verwerkt.

Bij het vervaardigen van de kraag werd de stof gewassen en gesteven. Daarna werd de stof geplooid of gerimpeld aan de boord vastgezet. Vervolgens werden de plooien met bolt-ijzer, rondzetijzers of pijperijzers in de vorm gezet.

bolt-ijzer
Dit was echt specialisten werk, veelal gedaan door vrouwen. De kragen waren erg duur en werden gedragen door welgestelde dames en heren. Zelfs de haardracht werd eraan aangepast: de heren droegen hun haar kort, de dames droegen hun haar hoog. Dit om te voorkomen dat het haar in de kraag verstrikt raakte.
Rond 1630 raakte de kraag uit de mode en maakte plaats voor een plattere kraag.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten